Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiedag vakantiedagen
verkleinwoord vakantiedagje vakantiedagjes

Zelfstandig naamwoord

de vakantiedagm

  1. een dag dat je niet hoeft te werken maar waarop het loon wel wordt doorbetaald
    • Iedere werknemer heeft recht op 20 vakantiedagen bij een volledige baan. 
    • Er zijn verplichte vakantiedagen en vakantiedagen die men vrij kan opnemen. 
Synoniemen
  1. verlofdag
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be