Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ge·ta·riër, va·ge·ta·ri·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vagetariër vagetariërs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vagetariërm

  1. (persoon) (voeding) iemand die bewust minder vlees eet
     Ik ben ‘vagetariër’; één keer in de week eet ik geen vlees.[1]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Peter Dullaert (geciteerd)
    “Peter Dullaert: ‘Ik ben ongeneeslijk katholiek’” (13 januari 2020) op nrc.nl