• vaal·rood
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vaalrood vaalroder vaalroodst
verbogen vaalrode vaalrodere vaalroodste
partitief vaalroods vaalroders -

vaalrood [1]

  1. licht rood
    • De rode buik van de stekelbaarsman gold altijd als de belangrijkste seksuele prikkel voor kuitrijpe vrouwen op zoek naar een partner. Vrouwtjes zouden een vuurrode boven een vaalrode buik verkiezen. Dat beeld is keer op keer bevestigd in allerlei experimenten, waaruit bleek dat de roodste mannetjes ook de meeste moeite in hun balts steken, het nest beter verdedigen en minder parasieten dragen. [2] 
    • Ik ben een pakketje mens. Zachtjes schommel ik heen en weer in mijn vaalrode hangmat. Om mij heen schommelen zo’n honderd medepassagiers, die betalen voor de reis maar ook actief moeten meedoen. [3] 
86 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]