• ung
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord ungr
Naar frequentie 696
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ung yngre yngst
o enkelvoud ungt
meervoud unge
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
unge yngre yngste

ung

  1. jong
    «Den yngste raneren var tolv år.»
    De jongste rover was twaalf jaar oud.
  2. nieuw, vers
    «Kybernetikk er en ung vitenskap.»
    Cybernetica is een jonge wetenschap.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ung                    

ung, m

  1. jong
    «Underholdning for gammel og ung
    Vermaak voor oud en jong.


  • ung
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord ungr
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ung yngre yngst
o enkelvoud ungt
meervoud unge
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
unge yngre yngste

ung

  1. jong
  2. nieuw, vers


ung

  1. jong