• ul·tra·so·nisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ultrasonisch ultrasonischer
verbogen ultrasonische ultrasonischere
partitief ultrasonisch ultrasonischers -

ultrasonisch

  1. met (betrekking tot) hoge geluidsfrequenties, groter dan 20.000 hertz, die voor de meeste mensen niet hoorbaar zijn
     Kitano had geld nodig, want zijn kliniek had evenals de meester Japanse medische instellingen de laatste tijd zwaar geinvesteerd in moderne technische snufjes, zoals instrumenten voor ultrasonisch inwendig onderzoek.[1]
  1. ultrasoon
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Karel van Wolferen
    “Artsen Japans nieuwe miljonairs via fraude en onnodige operaties” (29 december 1980) op nrc.nl  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be