• uit·zen·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzending uitzendingen
verkleinwoord uitzendinkje uitzendinkjes

de uitzendingv

  1. (media) het uitzenden van een programma van radio of televisie
    • De uitzending werd onderbroken om het schokkende nieuws te melden. 
  2. het zenden van een persoon naar een verre post
    • Zijn uitzending naar de oerwouden van Papoea-Nieuw-Guinea had veel voeten in de aarde. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be