uitzending
- Geluid: uitzending (hulp, bestand)
- uit·zen·ding
- Naamwoord van handeling van uitzenden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitzending | uitzendingen |
verkleinwoord | uitzendinkje | uitzendinkjes |
de uitzending v
- (media) het uitzenden van een programma van radio of televisie
- De uitzending werd onderbroken om het schokkende nieuws te melden.
- het zenden van een persoon naar een verre post
- Zijn uitzending naar de oerwouden van Papoea-Nieuw-Guinea had veel voeten in de aarde.
- journaaluitzending, kerstuitzending, live-uitzending, monouitzending, nieuwsuitzending, radio-uitzending, schooluitzending, televisie-uitzending, verkiezingsuitzending
- Het woord uitzending staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitzending" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be