uitplunderen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·plun·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en plunderen ww
Werkwoord
uitplunderen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitplunderen |
plunderde uit |
uitgeplunderd |
zwak -d | volledig |
- door roof alles wegnemen
- In het rapport komen ook de beperkingen van de godsdienstvrijheid in de islamitische landen uitgebreid aan de orde. Christenen en aanhangers van de Afrikaanse godsdiensten in het zuiden van Sudan kregen in het kader van de burgeroorlog te kampen met het platbranden en uitplunderen van dorpen, de hongerdood, moord, verkrachting en arrestaties [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord uitplunderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Alfred Muller 10-10-2002 Miljoenen lijden onder openlijke vervolging