• plun·der
vervoeging van
plunderen

plunder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plunderen
    • Ik plunder. 
  2. gebiedende wijs van plunderen
    • Plunder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plunderen
    • Plunder je? 


plunder

  1. overgankelijk plukken