uithuwen
- uit·hu·wen
- samenstelling van uit bw en huwen ww
uithuwen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uithuwen |
huwde uit |
uitgehuwd |
zwak -d | volledig |
- een huwelijk arrangeren voor een meisje; een meisje aanbieden om mee te trouwen
1. een huwelijk arrangeren voor een meisje; een meisje aanbieden om mee te trouwen
- Het woord 'uithuwen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uithuwen" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be