uitgeprocedeerd
- Geluid: uitgeprocedeerd (hulp, bestand)
- IPA: /ˈœʏtɣəprosəˌdert/
- uit·ge·pro·ce·deerd
- samenstellende afleiding van uit (bijwoord) en procederen (werkwoord) met met het omvoegsel ge- -d dat een voltooid deelwoord vormt
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitgeprocedeerd |
verbogen | uitgeprocedeerde |
partitief | uitgeprocedeerds |
uitgeprocedeerd
- van wie alle mogelijke rechtszaken afgewikkeld, afgehandeld zijn
- De uitgeprocedeerde asielzoeker vreesde voor uitzetting.
- Het woord uitgeprocedeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.