uitflappen
- Geluid: uitflappen (hulp, bestand)
- uit·flap·pen
uitflappen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitflappen |
flapte uit |
uitgeflapt |
zwak -t | volledig |
- (informeel) plotseling en ongewenst iets doms zeggen
- Een op de drie is ook zo zenuwachtig dat ze er iets dom uitflappen, wat gegarandeerd zorgt voor gefronste wenkbrauwen bij de collega’s. Ook té vriendelijk of te voorzichtig zijn wordt niet geapprecieerd. [3]
- Het idee achter het lied was volgens het meisje niet de woede tegenover Oranje, maar een grap over wat Mexicanen er allemaal uitflappen tijdens het kijken van een wedstrijd. [4]
- "Let niet op de rommel", een uitspraak die moeders er vaak gedachteloos uitflappen. Onzin, vindt mama Elizabeth. Een huis met kinderen is namelijk bij niemand niet spik en span! Om moeders een hart onder de riem te steken, heeft Elizabeth een lijstje gemaakt met dingen die doodnormaal zijn in een huishouden met kinderen inclusief rommel, stapels was en een met speelgoed bezaaide auto. [5]
- Het woord 'uitflappen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ uitflappen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Liesbeth De Corte 17-05-18 De helft van ons maakt slechte indruk op de eerste werkdag
- ↑ De Telegraaf 04 jul. 2014 'Ik hou van Nederland, dus relax'
- ↑ De Telegraaf 06 jan. 2016 Dus zo ziet huishouden met kinderen er écht uit