Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blurt

Werkwoord

vervoeging van
blurren

blurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blurren
    • Jij blurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blurren
    • Hij blurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blurren
    • Blurt! 

Gangbaarheid