flapte uit
- Geluid: flapte uit (hulp, bestand)
- flap·te uit
vervoeging van |
---|
uitflappen |
flapte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitflappen
- Ik flapte uit.
- Jij flapte uit.
- Hij, zij, het flapte uit.
- Ik flapte uit.
vervoeging van |
---|
uitflappen |
flapte uit