naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
uitfaseren uitgefaseerd
uitfasering


  • uit·fa·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitfaseren
faseerde uit
uitgefaseerd
zwak -d volledig

uitfaseren

  1. langzaam stap voor stap stoppen van een dienst of levering van een product
     Terwijl Macron na de mislukte Brusselse lobby tegen het volgens de Wereldgezondheidsorganisatie „mogelijk kankerverwekkende” glyfosaat aan Hulot beloofde dat Frankrijk dan zelf maar in drie jaar het veelgebruikte herbicide zou verbieden, werd die afspraak op het laatste moment buiten de wetstekst gehouden. (…) Midden in de nacht stemde de Assemblée voor een amendement dat het uitfaseren uit de wet moest houden.[1]
     Met alle gekronkel dat we nu zien over "lopende prijzen", over "nationaal inkomen", over het "infaseren en uitfaseren", is deze verhoging niet te verklaren als een nakomen van beloften en verplichtingen, zei Joop Wolff.[2]
  1.   Weblink bron
    Peter Vermaas
    “Macron redt de planeet – op termijn” (5 september 2018) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron Joop Wolff: voor veilige koers Nederland zijn NU initiatieven nodig : CPN eist stappen voor afwenden atoomdreiding : Verhoging oorlogsuitgaven hoofdlijn van defensienota in: De Waarheid  , jrg. 34 nr. 249 (25 september 1974), p. 4 kol. 1