• uit·beel·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord uitbeelding uitbeeldingen
verkleinwoord

de uitbeeldingv

  1. iets dat weergeeft wat zintuigelijk niet waarneembaar is
     Een hiëroglief, zei de retor, is de uitbeelding van iets dat niet zintuiglijk waarneembaar is, en dat eigenschappen bezit die gelijk zijn aan die van het uitgebeelde.[2]
     "Dat is een beetje wat er mis is in ons land op dit moment: hooggeplaatste individuen proberen verdeeldheid te zaaien, door te doen alsof deze discussie over onze vlag gaat, alsof de vlag iets anders is dan wat het echt is - dat wil zeggen een uitbeelding waar wij voor staan: diversiteit, vreedzaam demonstreren, het recht op vrijheid van meningsuiting. Het is eigenlijk ironisch."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Maarten Kolsloot
    “In glamourwereld NBA blijft Kerr de geëngageerde topcoach” (31-05-2018), NOS