beeltenis
- beel·te·nis
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘afbeelding’ voor het eerst aangetroffen in 1569 [1]
- van beeld met het achtervoegsel -enis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beeltenis | beeltenissen |
verkleinwoord | beeltenisje | beeltenisjes |
de beeltenis v
- afbeelding, portret
- Op de munt staat de beeltenis van de koning.
- Het woord beeltenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beeltenis" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "beeltenis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be