• uit·beel·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbeelden
beeldde uit
uitgebeeld
zwak -d volledig

uitbeelden

  1. overgankelijk in beeld voorstellen
    • Dit toneelstuk beeldde vooral de spanning van die moeilijke dagen goed uit. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be