Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • turn·kring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord turnkring turnkringen
verkleinwoord turnkringetje turnkringetjes

Zelfstandig naamwoord

de turnkringm

  1. (sport) een groep van mensen die samen turnen in club verband
    • Tachina Peeters (Gymplus) heeft zich donderdag geplaatst voor de tumblingfinale op het EK trampoline en tumbling in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Baku. Ook op de dubbele minitrampoline verzekerden Wannes Geens (Sterk en Lenig Drongen) en Anna Hulsens (Turnkring Altis Hulshout) zich van een finaleticket na afloop van de kwalificaties. [2] 
    • Dennis Goossens (Turnkring Kerels Waasmunster) heeft zich woensdag op de Wereldbekerwedstrijd toestelturnen in de Qatarese hoofdstad Doha geplaatst voor de finale aan de ringen. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen