• turf·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen turfachtig turfachtiger turfachtigst
verbogen turfachtige turfachtigere turfachtigste
partitief turfachtigs turfachtigers -

turfachtig [1]

  1. lijkend op gedroogd veen dat men gebruikt als brandstof
     Haar dunne schoentjes waren nu aan flarden en met haar volgende stap stond ze tot haar enkels in turfachtig water.[2]
  2. met de smaak van turf
     Bij de ontvangst kregen we een Johnnie Walker Double Black, een rijke, intense spirit met sterke rookachtige smaak. Een beetje ‘peaty’ (turfachtig) zoals ze dat zeggen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  3.   Weblink bron
    Rolf Schollaert
    “Geproefd en goedgekeurd: whisky en sterrengerechten” (23/12/2013), De Standaard