• trus·tee
enkelvoud meervoud
naamwoord trustee trustees
verkleinwoord

de trusteem

  1. beheerder, vertrouwenspersoon
     De overheidscommissaris wordt langzaam vervangen door een 'trustee', die de belangen van de staat behartigt. Zo'n persoon kun je veel meer bevoegdheden geven, aldus Dijsselbloem.[3]
     We zijn, zegt hij, op aarde als ”trustee” (beheerder). Je moet beheren wat de doden hebben nagelaten voor het welzijn van de ongeborenen, en dat geldt niet alleen voor het menselijke, maar ook voor het natuurlijke kapitaal.[4]
51 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[5]
  1. trustee op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Dijsselbloem: fiasco SNS zou nu niet meer gebeuren” (23-01-2014), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be