tromslager
- Geluid: tromslager (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtrɔmslaxər / (3 lettergrepen)
- trom·sla·ger
- samenstellend afgeleid van trom en slaan met het achtervoegsel -er, op een vergelijkbare manier als touwslager [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tromslager | tromslagers |
verkleinwoord | tromslagertje | tromslagertjes |
de tromslager m
- (verouderd) bespeler van een trommel, een rond slaginstrument, bespannen met een vel
- Maar een goede tromslager is hij gebleven - de beste uit de omtrek, tot aan het uur van zijn dood. [2]
- Het woord 'tromslager' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.