Troffels.
  • trof·fel
  • In de betekenis van ‘metselaarsgereedschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord troffel troffels
verkleinwoord troffeltje troffeltjes

de troffelm

  1. (gereedschap) een driekantige platte schep met handvat voor het opbrengen van metselspecie
82 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]