Nederlands

 
trainster Leen Wuyts en atleet Thomas Smet (2007)
Uitspraak
Woordafbreking
  • train·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trainster trainsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trainsterv

  1. (beroep) (sport) een vrouw die sporters adviseert en begeleidt tijdens het oefenen en de wedstrijden
    • Crowell moest echter al snel stoppen en haar olympische droom opgeven om als baanwielrenster naar de Olympische Spelen van Rio 2016 te gaan. De Amerikaanse ging verder als trainster van jonge wielrenners. [1] 
    • Op dat onderdeel eindigde ze als derde in Nieuwegein. Het NK wordt gehouden in Almelo. Haar trainster Nienke Ekelenkamp was naar eigen zeggen ‘onwijs trots op deze prestatie’. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen