tourniquet
- Geluid: tourniquet (hulp, bestand)
- tour·ni·quet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draaikruis’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Van het franse tourniquet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tourniquet | tourniquets |
verkleinwoord | tourniquetje | tourniquetjes |
- (bouwkunde) toegangspoortje dat personen slechts stuk voor stuk doorlaat
- Aan de ingang staat een tourniquet met elektronische controle van de toegangskaartjes.
- (medisch) knelverband bijv als noodmaatregel om een bloeding te stelpen
- Voor het bloedafnemen wordt een tourniquet aangelegd.
- [1] draaihek, draaikruis
- [2] knelverband, knevelverband, stuwband
- [1] tourniquetdeur
- [1] draaideur, toegangspoort
1. een toegangspoortje dat personen slechts stuk voor stuk doorlaat
2.een knelverband
- Het woord tourniquet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tourniquet" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tourniquet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
tourniquet | le tourniquet | tourniquets | les tourniquets |
tourniquet m
- (medisch): tourniquet, een knelverband
- (bouwkunde): tourniquet, een toegangspoortje
- [1] garrot