Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • top·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord topspeler topspelers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

topspeler m [1]

  1. (sport) een heel belangrijke en goede speler in een team
     "Hij kan nog zeker een topspeler worden. In Denemarken wordt hij nog altijd gezien als de nieuwe grote ster. Hij is een van de grootste Deense talenten en gaat zeker een belangrijke rol spelen voor de nationale ploeg", denkt Ipsen.[2]
     Zlatan Ibrahimovic heeft weer eens van zich laten horen in de Major League Soccer, de hoogste Amerikaanse voetbalcompetitie. De Zweedse topspeler bezorgde zijn ploeg LA Galaxy met een hattrick de overwinning in de derby tegen LAFC: 3-2.[3]
  2. (figuurlijk) bedrijf dat uitzonderlijk goed presteert in een bepaalde bedrijfstak
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De teloorgang van Dolberg: 'Ten Hag heeft hem nooit goed zien voetballen'” (25-08-2019), NOS
  3.   Weblink bron “Ibrahimovic laat in LA-derby met hattrick nog maar eens zien wie de beste is”, NOS