topper
- top·per
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘korte damesmantel’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- afgeleid van toppen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | topper | toppers |
verkleinwoord | toppertje | toppertjes |
de topper m
- succesnummer
- (sport) belangrijke wedstrijd
- uitblinker, topfiguur
- ▸ Het Indiase Davis Cup-team was een familieaangelegenheid. De topper was Vijay Amritraj, die bij wedstrijden gesteund werd door zijn broers Anand en Ashok. Zij stonden voor een dilemma.[3]
- (eendvogels) Aythya marila toppereend, een vogel uit de familie van Anatidae (zwanen, ganzen en eenden)
- korte damesmantel
- coalitietopper, competitietopper, danstopper, draaideurtopper, dubsteptopper, feesttopper, hockeytopper, onderwijstopper, partijtopper, regeringstopper, schaatstopper, subtopper, tennistopper, verkooptopper, voetbaltopper, wereldtopper
- Het woord topper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "topper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "topper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Davis Cup, podium van musketiers en legendes” (21-11-2014), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- top·per
Naar frequentie | 8378 |
---|
topper
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van toppe
- top·per
Naar frequentie | 19364 |
---|
topper
topper
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van toppe
topper
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van topp
- top·per
topper
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van topp
topper
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van toppe