• ton·rond
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tonrond tonronder tonrondst
verbogen tonronde tonrondere tonrondste
partitief tonronds tonronders -

tonrond [1]

  1. heel erg dik; zo rond als een ton
     Een tonrond hispanic- meisje van 8 paste een vampierenjurk met netkousen, bebloede plaknagels en een decolleté tot op het kruis.[2]
     Toch is het net deze tonronde gourmand die McDonald's helpt in het ontwikkelen van producten die tot een evenwichtig voedingspatroon moeten leiden.[3]
71 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Halloween” (20 oktober 2007), de Volkskrant
  3.   Weblink bron
    rmg
    “Topkok gaat fastfood” (18/05/2005), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be