• toe·voer·buis
enkelvoud meervoud
naamwoord toevoerbuis toevoerbuizen
verkleinwoord toevoerbuisje toevoerbuisjes

de toevoerbuisv / m [1]

  1. holle cilinder die dient voor de aanvoer van stoffen
     Mijn gehoor was altijd gespitst op de ventilator in de toevoerbuis.[2]
     De Veiligheidsregio Twente had het RIVM gevraagd om een inschatting van risico’s te maken. Het RIVM heeft daarop een literatuurstudie gedaan naar de ongevallen die zich sinds de jaren vijftig voordeden. Die historische gegevens blijken slechts zeer beperkt toepasbaar te zijn voor het inschatten van de risico’s bij de Marssteden. Dat heeft te maken met de specifieke preventieve maatregelen die daar genomen zijn, zoals een dubbelwandige toevoerbuis, en de moderne middelen die worden toegepast. ‘Daardoor is de kans op een incident onvoldoende betrouwbaar in te schatten’, stelt het RIVM in een notitie.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het dosseir” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3.   Weblink bron “Noodbassins bij cavernes in Enschede moeten uitkomst bieden bij calamiteiten” (23-09-2015), Tubantia