Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ris·ten·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toeristenbus toeristenbussen
verkleinwoord toeristenbusje toeristenbusjes

Zelfstandig naamwoord

de toeristenbusm

  1. (verkeer) vervoermiddel op de weg voor een aanzienlijk aantal vakantiegangers
     Achter een parkeerplaatsje, waar een toeristenbus voor een houten souvenirkiosk en een moderne telefooncel geparkeerd staat, begint het park Melichovo.[1]
     In Jasper National Park in Canada is gistermiddag (lokale tijd) een toeristenbus gekanteld. Volgens de politie zijn zeker drie inzittenden om het leven gekomen en raakten meerdere mensen gewond, van wie sommige ernstig. Dat melden Canadese media.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Toeristenbus kantelt in Canadese bergen: drie doden” (19-07-2020), NOS