• ti·ran·ni·se·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overheersen als een tiran’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van het Franse tyranniser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]

tiranniseren [4]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tiranniseren
tiranniseerde
getiranniseerd
zwak -d volledig
  1. op een vervelende manier de baas spelen of overheersen zoals gebruikelijk is bij een tiran of despoot
    • De klacht van Socrates over de jeugd is bekend: ‘De jeugd van tegenwoordig houdt van luxe, heeft slechte manieren, minachting voor gezag en geen eerbied voor ouderen. Jongeren praten als ze zouden moeten werken. Ze spreken hun ouders voortdurend tegen, kletsen in gezelschap, smakken bij het eten en tiranniseren hun leerkrachten.’[5] 
    • De Nespresso-engel George Clooney is het ideaalbeeld van de consumptiehemel die wij hebben geschapen om onszelf te tiranniseren.[6] 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[7]