• tijd·pas·se·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdpassering tijdpasseringen
verkleinwoord

de tijdpasseringv

  1. iets waarmee men de vrije tijd doorkomt
     Onderweg schoot het Pierre te binnen dat het gebruikelijke kaartclubje die avond bij Anatole bijeenkwam, en dat er na afloop zoals gewoonlijk een drinkgelag zou zijn met als besluit een van Pierres geliefde tijdpasseringen.[2]
     Voyeurisme en sensatiezucht liggen eveneens ten grondslag aan de tentoonstelling Body Worlds in Rotterdam, waar de geplastineerde lijken van Gunther von Hagens te bezichtigen zijn in diverse dartele poses. Niet dat ik er geweest ben (de schilderijen van Edvard Munch en Kees van Dongen in dezelfde stad vormden een heel wat verheffender tijdpassering), maar de populariteit van de lijken (expositie verlengd wegens overmatige belangstelling) geeft stof tot nadenken.[3]
  1. tijdpassering op website: Etymologiebank.nl
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    door:Beatrijs Ritsema
    “Voyeurisme op niveau” (14/01/2011), HP de Tijd