• tijd·li·miet
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdlimiet tijdlimieten
verkleinwoord

de tijdlimietv / m

  1. uiterste tijdstip of uiterste tijdsduur
    • De jury van de Ronde van Spanje maakte zondag een uitzondering voor een groep van maar liefst negentig renners. Zij overschreden in de vijftiende etappe wel heel ruim een tijdlimiet maar mochten in koers blijven. [1] 
    • ,,De tijdlimiet is een advies, verduidelijkt Erik van der Veer. Hij is coördinator van de buurtpreventieteams in Rijswijk die samenwerken met de plaatselijke politie. ,,Mijn eigen kinderen mogen de deur ’s avonds ook niet open doen. [2] 
    • Vooraf had hij al aangegeven dat hij zich met deze stunt ’in de hel op aarde’ zou begeven en dat er een mogelijkheid was dat hij zou kunnen sterven, als hij niet binnen 1 minuut en 45 los zou komen. Toen die tijdlimiet verstreek, raakte Johnson zichtbaar in paniek. Al worstelend met de sloten, moest hij uiteindelijk de paramedici om hulp te vragen. De Daily Mail tekende het verhaal op, vergezeld van foto’s. [3] 
91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tubantia 10-01-17 Jury Vuelta heeft genade voor 90 treuzelaars
  2. Tubantia Maaike Kraaijeveld en Simone van Zwienen 14-03-18 'Avondklok' voor ouderen? Slecht idee, vindt Ouderenbond
  3. De Telegraaf 29 mei 2018 Britian’s Got Talent-deelnemer stikt bijna tijdens act
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be