testis
- tes·tis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | testis | testes |
verkleinwoord | - | - |
de testis m
- (anatomie) een van de twee bolvormige klieren in een mannelijke lichaam waar de zaadcellen worden gevormd
- „Elke operatie brengt risico’s met zich mee”, benadrukt De Vries, „en niet alleen vanwege de narcose.” De chirurg moet bijvoorbeeld enkele bloedvaatjes rond de testis vrijprepareren om de zaadbal omlaag te kunnen brengen. [2]
- Onderzoek toonde onder andere aan dat mannelijke brasems in de Dommel, een riviertje in de buurt van Eindhoven, niet alleen spermacellen in hun testis hebben, maar ook eicellen. [3]
- Het woord testis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "testis" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ testis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Beintema, N.Wacht even: een zaadbal daalt meestal vanzelf wel in (15 februari 2014) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-16
- ↑ Poel, R. van derMannelijke zalmen vrouwelijker door resten van de pil (25 november 2013) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- tes·tis
- uit het Nederlands testis
testis