testikel
- tes·ti·kel
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zaadbal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | testikel | testikels |
verkleinwoord | testikeltje | testikeltjes |
de testikel m
- (anatomie) teelbal, zaadbal
1. teelbal, zaadbal
- Het woord testikel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "testikel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "testikel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be