Nederlands

 
1. tensor
Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·sor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tensor tensoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tensorm

  1. (wiskunde) wiskundige objecten uit de lineaire algebra en de differentiaalmeetkunde die beschouwd kunnen worden als generalisatie van vectoren en matrices
  2. (fysiologie) spier die een vlies of peesblad aanspant
     Qua spiermassa is de verhouding tensor: gluteus minimus: gluteus medius als 1:2:4 (…).[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bos, J.C.
    “De invloed van de benaderingswijze van de heup op de loopfunctie na een totale heuparthroplastiek : Klinische, radiologische en electromyografische analyse van !wee veel gebruikte benaderingen”, proefschrift (16 november 1994), Erasmus Universiteit, Rotterdam, ISBN 9090076492, p. 34
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be