• ten·nis·arm
enkelvoud meervoud
naamwoord tennisarm tennisarmen
verkleinwoord

de tennisarmm

  1. (medisch) pijnlijke afwijkingen aan de buitenzijde van de elleboog, waarbij vooral strekbewegingen in pols, hand en vingers pijnlijk zijn
    • Toen ik in december met een tennisarm worstelde (rsi bestaat niet meer) raadde de dokter me aan te gaan schrijven met pen en papier. Dat bleek een schot in de roos. Verhalen opzetten op een begrensd stuk papier werkt efficiënter dan in het wilde weg tikken in een oneindig Word-document, waar je gedachten alle kanten op kunnen dwalen en de delete-knop de meest gebruikte toets is. [1] 
99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Marc Hijink 15 maart 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be