• te·nen·krom·mend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tenenkrommend tenenkrommender tenenkrommendst
verbogen tenenkrommende tenenkrommendere tenenkrommendste
partitief tenenkrommends tenenkrommenders -

tenenkrommend

  1. van iets dat je je ervoor schaamt, heel erg beschamend
    • Het triomfalisme irriteert sommigen. 'Laat ze maar fijn belangrijk zijn,' zegt een concurrent van de loterij. 'De grote Boudewijnshow,' vond de beleidsambtenaar van Justitie die een keertje het gala bezocht. 'Al die directeuren die zich daar met cheques laten fotograferen. Het is de goede doelen als nar, trekpop. Tenenkrommend.' Het `Grof Geld Gala' noemen anderen het. [1] 
    • Ik grijnsde terug: dus jij bent die walgelijke kinderbeul die met je tenenkrommende meezingers TOPPOP voor mij tot zo'n martelgang maakte... [2] 
    • Dan zendt RTL een tenenkrommend filmpje uit waarin zichtbaar is dat de minister wankelt van de zenuwen en niet in staat is een goed antwoord te formuleren op een eenvoudige vraag. Kort ervoor heeft ze haar eigen persbericht gerectificeerd. De zin dat het rapport 'hard is aangekomen’ wordt eruit gehaald, vijftien minuten na het eerste persbericht.[3] 
  2. In Vlaanderen meestal vervangen door tenenkrullend
98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. Holtwijk, Ineke
    De mannen van de droomfabriek [2015] ISBN 978-94-6003201-1 pagina 356
  2. Valens, Anton
    Het compostcirculatieplan [2016] ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 67
  3. Tubantia Jan Hoedeman 03-OKTOBER-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be