• te·loor·gang
enkelvoud meervoud
naamwoord teloorgang teloorgangen
verkleinwoord

de teloorgangm

  1. het verloren gaan van iets
    • Brinkman laat het Binnenhof niet met een gerust hart achter, blijkt uit een afscheidsinterview met NRC. Hij hekelt de opkomst van doelgroeppartijen en betreurt de teloorgang van brede volkspartijen als het CDA ooit was. Ook waarschuwt hij voor de politiekere rol die de Eerste Kamer zich aanmeet. [2] 
    • Na de teloorgang van de Regio Achterhoek als gemeenschappelijke regeling zijn de Achterhoek Raad en Achterhoek Board het nieuwe bestuurlijke experiment voor een verenigde Achterhoek. [3] 
    • Die teloorgang gaat Kokke als voorzitter van KBN en als wedstrijdleider op het NK aan het hart. ,,Klaverjassen hoort bij de Nederlandse cultuur. Het is geweldig dat we zondag 148 mensen mogen begroeten. Daarmee zitten we echt aan onze max.’’ [4] 
91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]