teljoor
- tel·joor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teljoor | teljoren |
verkleinwoord | teljoortje | teljoortjes |
- (huishouden) vlak voorwerp om voedsel van te eten, tegenwoordig meestal van rond aardewerk, vroeger ook wel van metaal of hout
-
1. Een teljoor van aardewerk, gebruikt op het schip de Arktika.
-
1. Een houten teljoor uit een scheepswrak.
- Het woord teljoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "teljoor" herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ teljoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bruylandts, D.interview in:Houben, G.Dave Bruylandts: "Het zou de bekroning zijn" (26 juni 2003) op website Gazet van Antwerpen: gva.be; geraadpleegd 2019-09-15
- ↑ Toebosch, T.Elke vondst zijn kleine verhaal (13 januari 2011) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-09-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be