televisieapparaat

Nederlands

1. Een televisieapparaat met een vlak LCD-scherm.

Uitspraak

• Geluid:  televisieapparaat    (hulp, bestand)
• IPA: / teləˈviziɑpaˌrat / (7 lettergrepen)

Woordafbreking

• te·le·vi·sie·ap·pa·raat

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  televisie zn  en  apparaat zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	televisieapparaat	televisieapparaten
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het televisieapparaat o

1. toestel dat video laat zien die op een andere plaats wordt uitgezonden

Synoniemen

• kijkbuis, televisie, televisietoestel, tv, tv-apparaat, tv-toestel

Gangbaarheid

• Het woord televisieapparaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.