• te·gen·wer·pen

tegenwerpen

  1. overgankelijk iets als bezwaar opperen
    • Er werd tegengeworpen dat dit te omslachtig was. 
  2. overgankelijk (juridisch) ontkend, aan bezwaar onderworpen
    • Het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats werd niet langer tegengeworpen.