[1] brug met tegengewicht
  • te·gen·ge·wicht
enkelvoud meervoud
naamwoord tegengewicht tegengewichten
verkleinwoord

het tegengewichto

  1. een massa die een andere massa in evenwicht houdt
     Reddingswerkers laten zichzelf als tegengewicht in de spleet naar beneden zakken om de brancard naar boven te krijgen.[2]
  2. (figuurlijk) een macht of kracht die een andere macht onder controle houdt
     Apothekers-brancheorganisatie KNMP is positief over het voorstel van de RVS om apothekers zelf medicijnen te laten bereiden. Dat kan volgens voorzitter Gerben Klein Nulent een tegengewicht bieden aan te dure geneesmiddelen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Reddingsteam grot nadert uitgang” (19 juni 2014, 08:55), NOS
  3.   Weblink bron “'Verlaag medicijnprijzen door slimmere ontwikkeling'” (9 november 2017, 16:06), NOS