tandenschuier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tandenschuier (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtɑndə(n)ˌsxœyjər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- tan·den·schui·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandenschuier | tandenschuiers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de tandenschuier m
- (Suriname) borsteltje om het gebit schoon te poetsen
- In de bundel die hing over tante Nolda's schouder waren schoolkleren, huiskleren, jockeys en een paar slippers. Ook een pyjama, baddoek, tandenschuier en doosje zeep, want ik ging om te blijven. [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord 'tandenschuier' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ tandenschuier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Simons, M.Carrousel. (2003) Okopipi, Paramaribo; ISBN 99914640903; p. 63; geraadpleegd 2019-11-12