• tam·pat
enkelvoud meervoud
naamwoord tampat tampats
verkleinwoord tampatje tampatjes

de tampatm

  1. (scheepvaart) slaapplaats van een matroos aan boord van een oorlogsschip
     Omdat er niets te doen was zocht iedereen al snel zijn tampatje op.[1]
     Daarna was 't pitten geblazen op hun tempatje...[2]
  • literatuur:
    Dis, A. van
    Indische duinen 1e druk (1994) J.M. Meulenhoff, 36e druk Uitgeverij Augustus ISBN 9789045702094
  1.   Weblink bron
    Hartsuiker, C.
    “Nederlands Indië - 18” op semarang.nl
  2. Sytzen, Job
    “Soldaat/Ravijn/Landgenoten. : Niet iedere soldaat sneuvelt”, 2e druk (1960), Uitgeverij A.W. Sijthoff, Leiden, ISBN 9789021826943, p. 24


tampat

  1. plaats, plek.