tafzijde
- taf·zij·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafzijde | tafzijdes |
verkleinwoord |
- (textielindustrie) een zijden of kunstzijden weefsel in effenbinding
- ▸ Stik de linten vast. Stik de op de roze tafzijde geregen linten en de fluwelen linten vlak langs beide randen door. Stik de andere alleen langs de bovenrand, zodat ze aan één kant los blijven.[2]
- ▸ 2001: Robe van zwarte tafzijde, gecombineerd met zwart kant op een geel fond en een hoed met veren.[3]
- Het woord tafzijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tafzijde" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ellen van de Beek“Van jeanstas met bontkraag tot mintgroene rugzak” (23-11-2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “De jurken van de koningin 1980-2010” (21-09-2010), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be