tafelvoetbal
  • ta·fel·voet·bal
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelvoetbal
verkleinwoord

het tafelvoetbalo

  1. (spel) een spel waarbij op een tafel met opstaande randen, een voetbalwedstrijd wordt gespeeld met twee partijen van elf houten of kunststof pionnen die met ijzeren stangen aan de zijkanten van de tafel zijn verbonden
    • `Hé, Günterr roept een Australiër van bij het tafelvoetbal. 'Dit kloteding speelt vals! Ik heb er mijn franken in gegooid, maar er gebeurt niks: Günter beent ernaartoe. [1] 
    • Ook dit jaar is er een Scoutingplein. Bij de vorige Koningsdag lag dit plein pal voor ijssalon Talamini, maar nu is het verplaatst naar het Waagplein. Levend tafelvoetbal is een nieuwe activiteit.[2] 
    • 'Het blijft lastig. Iemand die goed is in tafelvoetbal en ieder jaar wereldkampioen wordt, maakt geen kans op die prijs omdat zijn sport niet op de lijst staat. Darten heeft een miljoenenpubliek en daar zijn we ook goed in, maar er zal nooit een darter die prijs winnen. Zelf ben ik overigens wereldkampioen sjoelen geweest. Dat toernooi werd bij mij thuis gehouden en heeft nooit de krant gehaald. Nu dus wel.'[3] 
  1. Mitchell, David
    Tijdmeters Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema [1988] ISBN 978-90-468-1748-3 pagina 147
  2. Tubantia 26-APRIL-2017
  3. Volkskrant Lennart Bloemhof 15 december 2015