taalgrens
- taal·grens
- samenstelling van taal en grens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalgrens | taalgrenzen |
verkleinwoord | taalgrensje | taalgrensjes |
- grens van een taalgebied
- Tijdens een haastig opgezette strafrechtzaak concludeerde de jury kort na de oorlog dat mijn grootvader als burgemeester van een klein dorp op de taalgrens met de vijand had geheuld. Maar men zag gemakshalve over het hoofd dat hij op die manier honderden Joden naar Spanje en later naar de Verenigde Staten had helpen vluchten. [1]
- ▸ Maar hoe zit het in Wallonië? Bezuiden de in 1963 vastgelegde taalgrens is men fier op zijn bossen, rivieren en la cuisine du terroir, de streekkeuken. Ernstig wordt er gesproken over het Marshallplan voor Wallonië, dat het gewest moet helpen aan la relance, de economische heropleving.[2]
1. grens van een taalgebied
- Het woord taalgrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taalgrens" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Groeningen, Seppe vanAards Paradijs [2014] ISBN 978-90-295-8919-2 pagina 69
- ↑ Weblink bron “Moedwil en misverstand” (1 september 2007), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be