• sym·me·trie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘evenredigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1549 [1]
  • met het voorvoegsel syn- en met het achtervoegsel -metrie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord symmetrie symmetrieën
verkleinwoord - -

de symmetriev

  1. (wiskunde) onderlinge verwisselbaarheid zonder dat de waarde van een vergelijking verandert
  2. (natuurkunde) het in spiegelbeeld aan elkaar gelijk zijn van twee helften, juiste onderlinge verhouding van de onderdelen van een geheel
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]