• swea·ter
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘trui’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1903 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sweater sweaters
verkleinwoord sweatertje sweatertjes

de sweaterm

  1. een sportieve katoenen trui
    • Voordat we weggaan, wil ik dat je een sweater meeneemt. 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
sweater sweaters

sweater

  1. (kleding) sweater, trui [1]