• su·per·so·nisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen supersonisch supersonischer
verbogen supersonische supersonischere
partitief supersonisch supersonischers -

supersonisch

  1. met een snelheid boven de voortplantingssnelheid van het geluid
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]